Ken je dat? Dat je leerlingen en mensen om je heen een woord anders hoort benoemen dan dat het daadwerkelijk heet? Het kan irritatie opwekken bij je of je niks interesseren (dat laat ik bij jou). Ik geef je een paar voorbeelden van woorden die mensen anders benoemen maar je kent vast nog meer voorbeelden uit je eigen omgeving.

  • “Kijk dat is een wafwaf”
    Meestal wordt dit tegen een jong kind gezegd dat nog niet zo goed kan praten. Wat ze natuurlijk bedoelen is: “kijk dat is een hond en de hond blaft. Hij zegt wafwaf!”
  • “Mag ik de gaatjesmaker en de nieter even lenen?”
    Natuurlijk bedoelen ze dan: mag ik de perforator en de nietmachine even lenen?
  • “Zet je voeten maar op de trappers”
    Dat zeg je waarschijnlijk tegen een kind dat net leert fietsen maar als een kind een jaar of 7 is, kun je best benoemen dat dit pedalen zijn. Zo weten ze namelijk ook direct hoe die dingen heten onder het dashboard van de auto waar je als chauffeur je voeten op zet.
    (Het gaspedaal, het rempedaal en natuurlijk het pedaal voor de koppeling).

Je kunt nu denken: boeiend!

Ja zeker! Heel boeiend want die woorden(schat) worden in het brein allemaal opgeslagen als een netwerk van verbindingen. Vanaf de babyleeftijd is dit al in ontwikkeling en krijgt een spurt vanaf ongeveer 7 jaar zodra kinderen goed kunnen lezen. Hoe fijn is het dan dat ze begrijpen wat ze lezen omdat jij ze al hebt bijgebracht hoe een voorwerp heet, wat de verleden tijd is van werkwoorden zoals: blijken (bleek), hijsen (hees) en ze het verschil weten tussen reist en rijst (hij reist met de trein en hij eet rijst).

In mijn werk met de leerlingen op school of in mijn praktijk zie ik veel leerlingen van wisselende leeftijden. De woordenschat is altijd een onderdeel (waarvoor ze ook bij mij komen) wat opvalt. Er zijn verschillende manieren om achter woordbetekenissen te komen maar veelal weten leerlingen niet hoe ze dat het beste kunnen doen. Het helpt dan om in je dagelijkse taalgebruik de woorden te benoemen. Natuurlijk zijn er synoniemen maar ook dat is belangrijk dat je leerlingen dat weten. Laat ze maar eens bedenken hoeveel woorden ze voor het woord wandelen weten of voor blij.

Minder makkelijk

Leerlingen met een beperkte woordenschat of een taalontwikkelingsstoornis kunnen minder makkelijk teksten lezen, deze begrijpen, met anderen communiceren of op woorden komen en als dit zo blijft, kunnen deze leerlingen uiteindelijk minder makkelijk meekomen in de maatschappij. Draag bij aan de ontwikkeling van de leerlingen door hier alert op te zijn en ze te verrijken. Omschrijf woorden, gebruik synoniemen in je dagelijkse taalgebruik, benoem alles en geeft tegenstellingen en voorbeelden.
Zoals Constance Vissers zo mooi zei in een artikel van TC Tubantia zei: “dompel je kind onder in een taalbad.”
Dit artikel ging vooral over een TOS (taalontwikkelingsstoornis) en dat die TOS niet komt doordat je het als ouder niet goed hebt aangeboden maar een ’taalbad’ draagt wel bij aan het makkelijker meekomen in de klas en uiteindelijk in de maatschappij doordat die netwerkverbindingen in het brein dan zo uitgebreid mogelijk kunnen en zullen worden.
Voor leerlingen met een TOS (maar soms ook los van TOS) is er meer voor nodig dan alleen de rijke taalomgeving. Het is nodig dat zij alle vormen van totale communicatie tot zich nemen wanneer zij nieuwe kennis opdoen. Denk hierbij aan ondersteunende tekeningetjes, kant en klare filmpjes of afbeeldingen van bepaalde onderwerpen.

Ondersteunend tekenen (bij TOS)

Wil je van mij leren hoe en wanneer je ondersteunend tekenen in kunt zetten in je begeleiding? Dat kan als individuele professional of in teamverband tot maximaal 16 personen. Stuur mij een berichtje bij interesse dan vertel ik je er graag meer over.